26 September 2015

Een bladzijde Ernest Claes


Uit Cel 269, 1952, derde druk in de Vlaamse Pockets (1974).
De advokaat is de mens waarover wij in onze geruste dagen, wanneer niets ons civiek geweten vertroebelt, het lichtvaardigst kwaad spreken, waarover wij het hoofd schudden, waartegen wij bestendig op onze hoede zijn. Hij is de mans wiens vak even goed leidt tot het ambt van aftruggelaar als tot dat van Eerste Minister, met dezelfde middelen en zonder dat het een noch het ander ons erg verwondert, die zó kan liegen dat het toch de waarheid lijkt, die de waarheid zó kan draaien dat ze er leugenachtig uitziet, die de onschuld als besmeurd en het zonnelicht als nevelachtig kan voorstellen, die altijd wat achter de mouw heeft, die de verhevenste principes huldigt en daarvoor de gemeenste trucjes durft gebruiken, die als het nood doet zonder moraal is, of spreken kan als een kerkvader, die het meest perfekte mensenprodukt is voor de meest ontwrichte tijd, en die door al deze natuurlijke en onnatuurlijke begaafdheden de aangewezen man is om een eersterangsrol te spelen in de leiding van een natie. De hoogste staatslieden of minsters waren haast altijd advokaten, met enkele loffelijke uitzonderingen als daar zijn: Lenin, Stalin, Tito, Hitler en Mussolini. Het is hoofdzakelijk aan de advokaat te danken dat het in ons vaderland en in Europa zo voordelig gaat. (blz. 95.)
De advokaat trekt zich van uw ziel zeer weinig aan, schijnt zelfs niet te weten dat ge er een hebt. Hem interesseren alleen 'uw geval' en de provisie die ge kunt betalen. Eens in de week mag hij voor u in de gevangenis binnen, mag hij tien minuten met u spreken en u op de hoogte brengen van de stand van uw zaak. Hij weet de vierde keer niet meer dan de tweede keer, hij weet de zevende keer minder dan al de vorige keren, verwart uw zaak met andere gevallen—'zo vreselijk veel werk!'—en praat het liefst over dingen die met uw moeilijkheden geen uitstaans hebben, om de tien minuten om te krijgen. Kent hij uw gezin, dan komt hij met een boodschap van thuis, en daarvoor alleen zoudt ge hem in de armen willen drukken. Hij weet dat, de sluwe vos. Ge geeft hem uwerzijds de nodige familiale raadgevingen en boodschappen mee. Bij het afscheid drukt hij u de hand met bijna ontroerende hartelijkheid, en staat dadelijk klaar om de volgende klant te ontvangen op dezelfde manier. (blz. 103-104.)

*
(Meer hier)