23 September 2013

Het dwarse Gent: nie pleuien!

Gent heeft een lange geschiedenis van dwarsliggerij. Met name heeft het met vuur twee 'dissidenties' beleden die in alle lagen van de Gentse bevolking steun vonden: het is zeer calvinistisch en zeer orangistisch geweest. Uit de orangistische tijd, toen Gent in openlijke onmin leefde met het separatistische België en diens koning, stamt het anti-Belgische volkslied 'La Gantoise', met in de eerste strofe

Moi, quand l'idole a plané sur les têtes,
Le front couvert, debout, silencieux,
J'ai vu de loin les sacrilèges fêtes :
Je suis Gantois, j'honore d'autres dieux.

Bijna letterlijk zijn deze woorden uit 1839 van toepassing op de onbuigzame Gentenaar Jan Clincke anno 1577.

De reformatie die te Gent reeds vroeg haar intrede had gedaan, beleefde met de komst van het strijdbaar calvinisme in de jaren zestig van de 16de eeuw een echte doorbraak. Onder alle lagen van de bevolking was deze geloofsleer zeer verspreid en was de anticlericale gezindheid zeer groot. In 1566 telde de stad minstens 1500 overtuigde calvinistische gezinshoofden. Ook bij de bouwlieden vond de leer van Calvijn een gunstige weerklank. (...) Toen de hervormden in oktober 1566 de toelating kregen om buiten de Brugse Poort een calvinistische kerk te bouwen, werden onmiddellijk 22 metselaars en talloze timmerlieden bereid gevonden om hieraan kosteloos mee te werken. (...)
In de tweede helft van de jaren 1570 beleefde het calvinisme een reveil. Kenschetsend voor de halsstarrigheid waarmee vele bouwmeesters, ondanks de hevige repressie van de hertog van Alva, bleven vasthouden aan het nieuwe geloof is het incident waarbij Jan Clincke was betrokken. Deze jonge metselaar weigerde op 6 juni 1577 zijn hoofd te ontbloten toen het Allerheiligste in de processie voorbijgedragen werd. Hij werd hiervoor niet alleen gegeseld maar tevens voor vijfig jaar verbannen.
(J. Dambruyne, G. J. Bral, A. Rambaut en D. Laporte, Een Stad in Opbouw - Gent van 1540 tot de wereldtentoonstelling van 1913, Lannoo 1992, blz. 16-17.)
Chapeau! Bij wijze van contrast: een rooms tribuut aan de 'broodgod',

500 jaar na Luther


En tot besluit nog twee toepasselijke verzen uit La Gantoise (1838, zie hier):

N'espérez pas que mon genou fléchisse.
Je suis Gantois, j'honore d'autres dieux.

*